Waarom avondeten in een hospice veel meer is dan eten alleen

Een persoonlijke blik op zorg, troost en verbinding aan tafel

In een hospice draait alles om zachtheid, aandacht en de menselijke maat. Dat geldt misschien nog wel het meest voor het avondeten. Want eten in een hospice is nooit zomaar een maaltijd — het is een ritueel, een laatste stukje thuisgevoel, een uitnodiging om er nog even te zijn, precies zoals je bent. Ik weet dat omdat ik er zelf stond. Als vrijwilliger bij het avondeten, onder andere in het Joodse Hospice Immanuel in Amsterdam — de enige Joodse hospice in Europa. En hoewel ik daar als 'hulp in de keuken' begon, leerde ik al snel dat ik in feite iets veel groters mocht doen.

Eten als brug tussen werelden

In de laatste levensfase worden de dagen kleiner. Prikkels worden zachter, ritmes verschuiven. En toch blijft er één moment dat bijna altijd betekenis houdt: het avondeten. Het geurtje van soep op het fornuis. Het warme bord dat wordt aangereikt. De vraag “lust je wat anders?” — en het eerlijke antwoord daarop. Juist in die momenten ontstaat nabijheid. Soms was er stilte. Soms een grap. Soms at iemand bijna niets, maar wilde toch graag dat er iets op tafel kwam. Niet omdat de honger groot was, maar omdat het ritueel ertoe deed. Omdat het erbij hoorde. Omdat het, heel even, nog iets van vroeger opriep.

Zelf durven koken

Het mooiste cadeau dat ik kreeg, was het vertrouwen om zelf te koken. Geen standaardmenu, maar koken vanuit gevoel. Een gerecht zoals mijn moeder die maakte. Geroosterde groenten met verse kruiden. Een zacht stoofpotje met liefde erin geroerd. En het werkte — op een manier die ik nooit helemaal had verwacht. Mensen aten met smaak, zelfs als hun eetlust eerder verdwenen leek. Soms vroegen ze om een extra portie. Vaak hoorde ik: “Wat is dit lekker, zo anders dan ik gewend ben.”

Geen standaardeten. Geen haast. Gewoon echt eten, met aandacht gemaakt. Het avondeten werd een bijzondere ontmoeting, samen aan tafel met bewoners, verpleegkundigen en vrijwilligers. Geen hiërarchie, geen afstand. Alleen borden, stemmen, stilte, een grap. Soms gedeeld verdriet. Soms alleen aanwezigheid. Maar altijd iets echts. Iets menselijks.

Een dienst van hart tot hart

Voor mij was het avondeten een dienst van hart tot hart. Geen medische handeling, geen schema — maar een uitnodiging tot rust. Het gaf mij de ruimte om iets te betekenen zonder woorden, zonder over grenzen te gaan. En de dankbaarheid die ik ontving… die draag ik tot vandaag met me mee.

In Hospice Immanuel merkte ik bovendien hoeveel kracht er zit in traditie. Koosjere regels, samen de sabbat voorbereiden, de warmte van een vertrouwde gewoonte — het gaf die avonden een bijzondere glans.

🌿 Wat ik leerde

Eten in een hospice is:

  • een gebaar van zorg, ook als iemand niets eet,

  • een moment van herkenning, zelfs in de verwarring van ziekte,

  • een kans om nog één keer thuis te voelen, via geur, smaak en aandacht.

    Wil je reageren op dit verhaal? Of heb je zelf iets meegemaakt rondom eten in de laatste levensfase?
    💬 Laat gerust iets achter in de reacties. 🙏 En deel dit artikel als je denkt dat het iemand anders kan raken.

    Met warmte,
    Marina
    Met Marina tot het Eind

Geschreven door stervensbegeleider Marina Goelenok

Avondeten in een hospice veel meer is dan eten alleen

white flowers on white ceramic plate on tablewhite flowers on white ceramic plate on table

De zes weken na de dood: Sociale stilte en wederopname

Als iedereen doorgaat, maar jij nog stilstaat

Vroeger wist men het: rouw stopt niet bij de uitvaart. Na het afscheid begon er juist een periode van stilte – van afzondering, terugtrekking en respect. De eerste zes weken na een overlijden waren een soort symbolisch niemandsland. Je werkte niet, je kwam nergens, en niemand vroeg wanneer je "weer normaal deed". De gemeenschap begreep: dit is een kwetsbare tijd.

In veel Nederlandse regio’s – én in diverse religieuze tradities – bestond het idee dat de overledene pas na ongeveer 6 weken écht ‘was gegaan’. In die tijd mocht je verdriet hebben, zonder uitleg. Je hoefde geen verjaardagen bij te wonen. Je kreeg geen goedbedoelde tips over "afleiding zoeken". Het rouwproces mocht ademen.

Pas na die periode begon de wederopname in het sociale leven. Soms ging dat gepaard met een ritueel: een herdenkingsmoment, het weer opzetten van sieraden, een eerste bezoek aan vrienden. Subtiel, zonder ceremonie – maar betekenisvol. Het was een manier om te zeggen: ik ben er weer, een beetje anders dan voorheen.

In andere culturen is dat nog steeds normaal

Wat wij vergeten zijn, leeft in andere gemeenschappen nog voort.
Binnen orthodox-christelijke, islamitische, joodse, Hindoestaanse én Molukse tradities – ook hier in Nederland – wordt de eerste periode na het overlijden juist actief gerespecteerd. Er zijn duidelijke gebruiken rond de eerste 7 dagen, de 40e dag, en soms zelfs de 100e dag na de dood. Nabestaanden krijgen letterlijk de tijd om te rouwen. Buren brengen eten. De gemeenschap draagt mee. Niemand verwacht dat je direct ‘functioneert’. Voor veel Nederlanders is dat contrast pijnlijk voelbaar. Na de uitvaart wordt het stil – niet als troost, maar als leegte. Mensen weten niet wat ze moeten zeggen. Of ze zeggen niets. En zo ontstaat een eenzaamheid die vermeden had kunnen worden, als we die symbolische tussenperiode weer collectief zouden durven benoemen.

In Nederland wordt rouw op het werk nog nauwelijks erkend

Een van de grootste pijnpunten is dat er geen wettelijk rouwverlof bestaat in Nederland. Voor het verlies van een partner, kind of ouder krijg je officieel vaak maar één of twee dagen – en daarna wordt van je verwacht dat je “gewoon weer aan het werk gaat”. Veel rouwenden, net als mantelzorgers, melden zich ziek, omdat er geen andere optie is. Ze voelen zich onbegrepen, opgejaagd, of alsof ze falen – terwijl ze eigenlijk ruimte nodig hebben. Geen ziekte. Gewoon rouw.

Het is tijd dat we dat erkennen. Rouw is geen verstoring van werk – het is een onderdeel van het leven.
En wie rouw ruimte geeft, voorkomt uitval.

Misschien is het tijd om die zes weken opnieuw te erkennen. Niet als verplichting, maar als recht. Als ruimte. Voor rouw, voor verwerking, voor rust. Een tijd waarin je niets hoeft uit te leggen. Waarin ook werkgevers begrijpen: dit is een kwetsbare tijd – en dat hoort zo.

💬 Zou jij gebaat zijn bij zo’n periode van erkende rouwstilte?
🕯 En hoe zou een zachte wederopname in jouw leven eruit kunnen zien? 💛 Misschien herken je jezelf in dit verhaal. Misschien ken je iemand voor wie dit geldt.

Laat het me weten. Jouw ervaring telt.

📩 Je kunt me schrijven via Met Marina tot het Eindmetmarina@marinagoelenok.nl

Wie weet wordt jouw stem onderdeel van een volgende publicatie.

Want samen kunnen we rouw zichtbaarder maken. Menselijker. Zachter.

Geschreven door stervensbegeleider Marina Goelenok

Voor wie rouw niet als uitzondering ziet, maar als deel van het leven

Comfort als vorm van liefde – over kleding en beddengoed in de laatste levensfase

In de laatste fase van het leven draait alles om comfort. Niet als luxe. Maar als noodzaak.

Als stervensbegeleider zie ik het keer op keer gebeuren: iemand brengt zijn of haar laatste dagen of weken grotendeels in bed door, maar ligt op een ruw laken, onder een synthetisch dekbed, gekleed in een outfit die ooit 'netjes' was – maar allesbehalve comfortabel. Dat raakt me telkens weer.

Want in de laatste fase van het leven draait alles om comfort. Niet als luxe. Maar als noodzaak.

🩶 Sterven is een lichamelijk proces. De huid wordt kwetsbaar. Het lichaam raakt uitgeput. Er ontstaan drukplekken, wrijving, en ongemak door kleine dingen: een knoop die in de zij drukt, een naad die schuurt, een pyjamabroek die niet meewerkt bij verplaatsing. En toch dragen velen kleding die eerder symbolisch is dan functioneel – uit gewoonte, uit sentiment, of omdat niemand iets anders aanreikt.

Daarom wil ik dit benoemen. En een lans breken voor comfortabele, natuurlijke materialen. Want zorg eindigt niet bij medische handelingen. Zorg is ook: een zachte pyjama, een ademend laken, een dekbed dat licht op je rust in plaats van zwaar op je drukt. 🕊 Wanneer iemand het grootste deel van zijn of haar tijd in bed doorbrengt, verdient comfort de hoogste prioriteit.

Zacht, ademend beddengoed is dan geen gebruiksvoorwerp meer, maar een landschap waarin iemand mag rusten. Elke vezel van katoen of bamboe ademt mee met de huid, zonder te eisen, zonder te wringen. Het koelt waar het moet koelen. Het omhelst waar niets anders nog past. Het biedt troost zonder woorden – een intieme nabijheid, zoals een hand die blijft liggen op iemands arm.

En dan zijn er de prints. Bloemrijk, kalmerend. Niet als versiering, maar als ritme voor het oog, als herinnering aan velden, zomerweken, vroege wandelingen. De bloemen op de lakens fluisteren van leven, zelfs als dat leven zich terug plooit. Ze vullen de kamer niet met angst, maar met adem. Niet met afscheid, maar met zachtheid. De luchtige pyjama van katoen, het huispak zonder knoop of boord: het zijn geen toevallige keuzes. Ze spreken van zorg – van meedenken, meebewegen. Want wanneer iemand niet meer zelf kan zeggen wat drukt of schuurt, moet de stof al vóór zijn aanraking geruststellen. Voor wie draagt, betekent het verlichting. Voor wie aankleedt of het laken gladstrijkt, wordt het een daad van liefde. Geen gebaar is te klein. Want elk detail telt. In het stiller worden van een leven kunnen pyjamabroeken, dekens, sokken met antislip, plotseling het verschil maken tussen onrust en rust, tussen ongemak en vrede. En daarin schuilt de wederkerigheid: zachte materialen ontzorgen niet alleen het lichaam van wie gaat, maar ook het hart van wie blijft. Een goed gekozen laken wordt een mantel van zorg. Een licht huispak wordt een manier om nabij te zijn, ook als woorden te veel zijn. Want hoe stiller het wordt, hoe meer tastbare liefde spreekt. Dat is de magie van textiel in deze fase van het leven. Het is geen stof. Het is een vorm van taal.

Een taal van zachtheid.
Een taal van liefde.
Een taal die blijft, tot het einde toe.

Geschreven door stervensbegeleider Marina Goelenok

Over kleding en beddengoed in de laatste levensfase